Ellis Bodifée, verpleegkundige op afdeling 2 (amputatie, traumatologie en orthopedie/cardio) van Adelante in Hoensbroek schrijft graag haar gedachten en ervaringen als verpleegkundige op 'papier'. Vandaag deel 9.
Als ik na mijn dienst naar buiten loop, raak ik in gesprek met de man die voor de ingang op zijn taxi zit te wachten. Hij neemt me zo’n vijf jaar terug mee de tijd in, naar het moment dat hij maandenlang bij ons op de afdeling verbleef. We halen herinneringen op van een paar bijzondere maanden waarin drie revalidanten zo ongeveer onafscheidelijk waren. Deze man was er een van. Wát een lol heb ik gehad met hem, zijn kamergenoot en nog een andere man. De heren kwamen alle drie revalideren na een of meerdere amputaties en konden het erg goed met elkaar vinden. We halen een leuke anekdote op over zijn toenmalige kamergenoot, die inmiddels blijkt te zijn overleden. Desbetreffende man had een beetje een ouderwets voorkomen, droeg een hierbij passende bril, die minimaal een halve kilo leek te wegen. Daarnaast had hij een rustig karakter, maar met een gezonde dosis humor waarin de mannen elkaar al snel vonden. Hij had, zonder goede reden, tot twee keer toe een therapiemoment gemist en maakte zich er zorgen over dat hier consequenties aan verbonden zouden zijn. Geen idee waar dit gevoel precies vandaan kwam, maar het was ook de anderen niet ontgaan. Op een koopzondag besloot meneer met zijn puberdochter te gaan winkelen en deelde met zijn nieuwverworven vrienden dat hij bang was een rib uit zijn lijf kwijt te zijn hierna. Met gezonde tegenzin vertrok hij richting de stad.
In de tijd dat hij weg was, benaderden de andere heren mij om hem eens goed voor de gek te houden. Met de gegevens die er waren, besloten we in te steken op de ‘angst’ van meneer om problemen met zijn behandelend arts te krijgen. Ik zou hem mededelen dat de arts langs was geweest en ‘not amused’ was dat hij buiten huis was (overigens had meneer dit netjes overlegd, maar dat ter zijde). Zo het geschiedde. Meneer kwam helemaal uitgeteld terug van zijn winkeldag. Vrijwel meteen confronteerde ik hem er mee dat de arts langs was geweest en hem de dag erna dringend wilde spreken! Quasi nonchalant liet ik vallen dat de reactie van de arts niet zo positief klonk, maar ik me er niet in wilde mengen. Meneer kreeg het, zichtbaar, Spaans benauwd en viel stil. De andere heren zouden hem uit zijn lijden verlossen als zij samen beneden waren om een sigaretje te roken cq. een luchtje te scheppen. Ik geef mijn twee bondgenoten een knipoog als ze met z’n drieën de lift in verdwijnen. Zo’n drie kwartier later zie ik ze weer op de afdeling en kijk ons slachtoffer wat afwachtend aan. Die heeft zijn gezicht inmiddels op onweer staan en zegt me dat hij het gevoel heeft dat de arts zijn revalidatietraject stop wil zetten, dat hij er morgen waarschijnlijk uit ligt. Wat blijkt? De andere twee mannen hebben hem niet verteld dat het hier een grap betrof, zoals afgesproken, maar deden er het juist nog wat schepjes bovenop…Snel verontschuldig ik me en leg uit hoe de vork in de steel zit. Ik zie de opluchting van zijn schouders glijden, het is een mooi gezicht. En die andere twee? Die komen niet meer bij van het lachen!
Meneer heeft overigens nooit meer een therapie gemist, zover ik kan beoordelen, het heeft dus geen staartje gekregen. En de drie musketiers? Die bleven ook ná hun revalidatieperiode contact met elkaar houden.